Vlaamse Regering keurt wijziging VLAREBO-besluit definitief goed

10.01.2024

Op de Ministerraad van 22 december 2023 werden enkele wijzigingen aan het Vlaams reglement voor de bodemsanering en de -bescherming (VLAREBO) definitief goedgekeurd. We lichten de voor het grondverzet relevante wijzigingen kort toe.

Na advies van de Raad van State wijzigt de Vlaamse Regering definitief het Vlaams reglement voor de bodemsanering en de -bescherming (VLAREBO-besluit) van 14 december 2014.

Er zijn 2 wijziging die relevant zijn voor het grondverzet:

  1. De kwalificatie als risico-inrichting van de uitvoering van brandblusoefeningen (brandblusoefenterreinen) waarbij PFAS-houdend blusschuim gebruikt wordt of werd (art. 21 VLAREBO-besluit).
  2. De specificering van de definitie van kadastrale werkzone in de grondverzetregeling (art. 158, 5° VLAREBO-besluit).

 

De kwalificatie als risico-inrichting van de uitvoering van brandblusoefeningen (brandblusoefenterreinen) waarbij PFAS-houdend blusschuim gebruikt wordt of werd:

Volgens de huidige bodemwetgeving zijn oefenterreinen van de brandweer niet te beschouwen als risicogrond en zijn de daaraan gekoppelde wettelijke bodemonderzoeksverplichtingen van het Bodemdecreet dan ook niet van toepassing. Ook zijn de brandblusactiviteiten niet opgenomen als ingedeelde inrichting of activiteit in de indelingslijst van bijlage 1 van Vlarem II. Ze worden dus niet gevat door de omgevingsvergunningsplicht.

Via dit wijzigingsbesluit wordt de uitvoering van brandblusoefeningen waarbij PFAS-houdend blusschuim gebruikt wordt of werd uitdrukkelijk in het VLAREBO-besluit gekwalificeerd als risico-inrichting voor de toepassing van de bodemwetgeving. Die kwalificatie als risico-inrichting heeft van rechtswege tot gevolg dat:

  1. de overdrager voorafgaand aan de overdracht van een grond waarop dergelijk risico-inrichting aanwezig is of was (risicogrond) een oriënterend bodemonderzoek onder leiding van een erkend bodemsaneringsdeskundige moet uitvoeren, en het verslag ervan aan de OVAM bezorgen met beoordeling van de eventuele noodzaak tot verdere maatregelen (art. 29 en 102 Bodemdecreet);
  2. een dergelijke grond in het kader van de grondverzetregeling van het VLAREBO-besluit moet worden beschouwd als verdachte grond (art. 158, 11°, a) VLAREBO-besluit) met daaraan gekoppeld de verplichting om bij grondverzet een technisch verslag te laten opmaken onder leiding van een erkend bodemsaneringsdeskundige dat voor beoordeling aan een erkende bodembeheerorganisatie moet worden voorgelegd.

Op die manier kan een eventueel aanwezige PFAS-verontreiniging gedetecteerd worden en bepaald worden of verdere maatregelen noodzakelijk zijn.

 

De specificering van de definitie van kadastrale werkzone:

In de regeling voor het gebruik en de traceerbaarheid van bodemmaterialen in het VLAREBO-besluit (de zogenaamde grondverzetregeling), heeft de Vlaamse Regering voorzien in het gebruik van bodemmaterialen binnen de kadastrale werkzone. In dat kader heeft de Vlaamse Regering het begrip ‘kadastrale werkzone’ (art. 158, 5° VLAREBO) gedefinieerd als volgt:
Kadastrale werkzone: de zone die vastgesteld is in het kader van eenzelfde project en die bestaat uit een geheel van gronden met soortgelijke kenmerken. Het betreft kenmerken die een betekenisvol effect op het milieu hebben of een betekenisvol risico voor de volksgezondheid inhouden”.

De OVAM heeft in zijn hoedanigheid van beheerder van de grondverzetregeling van de actoren in het grondverzet het signaal ontvangen dat er problemen zouden bestaan bij de toepassing van de huidige definitie van het begrip ‘kadastrale werkzone’ die aanleiding geven tot rechtsonzekerheid met een relevante impact op het grondverzet in Vlaanderen.

Om dit op te lossen wordt de definitie kadastrale werkzone vervangen door volgende definitie:

"Kadastrale werkzone: een geheel van gronden met soortgelijke kenmerken die een gelijkwaardig betekenisvol effect op het milieu hebben of een gelijkwaardig betekenisvol risico voor de volksgezondheid inhouden dat afgebakend wordt met het oog op het gebruik van bodemmaterialen in het kader van de uitvoering van een project.

De soortgelijke kenmerken hebben betrekking op de bodem, de functies die de bodem vervult of zal vervullen en de activiteiten die op de bodem worden uitgeoefend, in het bijzonder:

a) het bestemminstype, de voormalige en huidige functie van de gronden;

b) de toekomstige functie van de gronden;

c) de verontreinigingshypothese voor de bodem van de gronden;

d) de verontreinigingskarakteristieken van de bodem van de gronden:

1) verontreinigingstoestand;

2) het verspreidingspatroon;

3) de aard van de verontreiniging;

4) de ernst van de verontreiniging;

e) de specifieke toepassing van bodemmaterialen die in het verleden aangevoerd zijn.

Het project kan bestaan uit de uitvoering van natuurinrichting, landinrichting of landschapsaanleg, of de ontwikkeling van een bouwwerk, infrastructuur of een civieltechnische toepassing, of meerdere van die elementen samen, waarbij de verwezenlijking van die elementen een geografisch of operationeel samenhangend geheel vormt dat gefaseerd kan worden uitgevoerd en voorwerp kan zijn van afzonderlijke vergunningen of machtigingen;”.

Naar aanleiding van deze gewijzigde definitie zullen ook de codes van goede praktijk - "Gebruik binnen een kadastrale werkzone" en "Afbakenen van een kadastrale werkzone" aangepast worden.

 

Inwerkingtreding:

De inwerkingtreding van de nieuwe definitie kadastrale werkzone en de aanpassing van de bijhorende codes van goede praktijk staat gepland voor 1 september 2024.

Deel dit bericht: 
Deel dit bericht