PFA(Q)S
Welke PFAS-parameters moeten geanalyseerd worden?
In de omzendbrief wordt geadviseerd om de te analyseren stoffen te baseren op de lijst met PFAS-verbindingen die is gepubliceerd in het compendium voor de monsterneming en analyse (CMA).
Kan de toetsingsmethodiek bij afwijkende analyseresultaten toegepast worden voor PFAS?
De toetsingsmethodiek bij afwijkende analyseresultaten zoals opgenomen in de standaardprocedure voor de opmaak van een technisch verslag (OVAM, 2024) kan worden toegepast. De beschikbare resultaten kunnen zo onder bepaalde voorwaarden worden uitgemiddeld zodat een afwijkend resultaat niet de kwaliteit van de hele partij bodemmaterialen bepaalt.
Hoe moeten de eluaattesten voor PFAS getoetst worden?
Voor de toetsing van het eluaat van de uitloogtest op PFAS wordt verwezen naar de waardes van bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de kwaliteit, kwantiteit en levering van water bestemd voor menselijke consumptie van 20 januari 2023:
- PFAS Totaal: 500 ng/l (= som van alle afzonderlijke perfluorverbindingen die opgenomen zijn in de WAC/IV/A/025)
- Som van PFAS´en: 100 ng/l (= som van 20 PFAS: PFBA, PFPeA, PFHxA, PFHpA, PFOA, PFNA, PFDA, PFUnDA, PFDoDA, PFTrDA, PFBS, PFPeS, PFHxS, PFHpS, PFOS, PFNS, PFDS, PFUnDS, PFDoDS, PFTrDS)
Meetwaarden die voldoen aan deze parameterwaardes voor drinkwater worden geacht geen bijkomende verontreiniging van het grondwater te veroorzaken.
Voor trifluorazijnzuur (TFA), heeft het Departement Zorg in 2024 een voorlopige gezondheidskundige advieswaarde voor drinkwater afgeleid van 15,6 µg/l.
Hoe moet de uitloging bepaald worden?
Als basis wordt de bestaande CMA/2/II/A.19 gehanteerd mits volgende wijzigingen:
- een innamegewicht van 20±5 g;
- een L/S van 10;
- CaCl2 0,01 M als uitloogvloeistof voor bodem en bodemmaterialen;
- centrifugeren voor het scheiden van het percolaat van het residu.
Het protocol werd als ontwerp opgenomen in het Compendium voor monsterneming en analyses van afvalstoffen en bodem (CMA).
Moet er i.k.v. hergebruik nog een onderscheid gemaakt worden tussen bovenwater- en onderwatertoepassingen?
In de nota ‘Evaluatie bijkomend risico bij toepassing van PFAS houdend bodemmateriaal onder de grondwatertafel’ stelt het VITO dat het onderscheid in gebruik boven of onder de watertafel slechts beperkte waarde heeft voor het beschermen van het milieu. Bijgevolg dient bij hergebruik van bodemmaterialen geen onderscheid meer gemaakt te worden in toepassingen onder of boven de grondwatertafel.
Is een Studie Ontvangende Grond mogelijk bij verhoogde PFAS-concentraties?
Ja, bij overschrijding van de richtinggevende toetsingswaarden voor vrij gebruik kunnen de bodemmaterialen als bodem buiten de kadastrale werkzone gebruikt worden mits opmaak van een studie van ontvangende grond.
De evaluatie van de aan te voeren bodem gebeurt op basis van de gemiddelde concentratie van een partij zoals ze afgebakend werd op het zoneringsplan in het technisch verslag.
Bij overschrijding van bovenvermelde toetsingswaarden voor vrij gebruik:
- zijn de gemiddelde concentraties van stoffen in de bodemmaterialen lager dan of gelijk aan de concentraties in de ontvangende grond (tot hoogstens 80 % van de richtinggevende “toetsingswaarde bodemsanering” van het bestemmingstype van de ontvangende grond en maximaal de richtinggevende “toetsingswaarde bodemsanering” voor een bestemmingstype III)
- zijn de concentraties in het eluaat van de PFAS-uitloogtest lager dan de parameterwaardes PFAS voor drinkwater;
- zijn de gemiddelde concentraties van elke individuele PFAS in de bodemmaterialen lager dan of gelijk aan de een grenswaarde van 25 µg/kg met een maximum van 250 µg/kg voor de som van alle PFAS.
Richtinggevend wordt gesteld dat aan alle cumulatieve voorwaarden zoals voorzien in de code van goede praktijk voor studie ontvangende grond dient te worden voldaan.
Voor de Studie Ontvangende Groeve gelden strengere voorwaarden:
Zullen er – net zoals bij het Tijdelijk HandelingsKader – opnieuw suffixen toegepast worden?
Ja, maar het aantal verschillende suffixen werd n.a.v. de Omzendbrief sterk verminderd: er zal nog maar 1 suffix gebruikt worden, namelijk "s". Het suffixsysteem “a” t.e.m “g” zoals vroeger gecommuniceerd werd, is niet meer van toepassing.
Suffix “s” kan toegekend worden indien voldaan wordt aan de strengste richtinggevende toetsingswaarde voor vrij gebruik (1,5/1/4).
Een code 211s is dus een partij die in aanmerking komt voor "ultiem vrij gebruik", m.a.w. deze bodemmaterialen kunnen in het even welke toepassing / om het even welk bestemmingstype vrij hergebruikt worden.
Een code 211 is een partij waarin de strengste richtinggevende toetsingswaarde voor vrij gebruik (1,5/1/4) overschreden wordt, maar die wel voldoet aan de richtinggevende toetsingswaarde voor vrij gebruik in bestemmingstypes III t.e.m. V (3/2/8).
Een code 311s wijst erop dat PFAS voldoet aan de strengste richtinggevende toetsingswaarden voor vrij gebruik, maar dat er een overschrijding is van de waarde vrij gebruik voor een niet-PFAS parameter.
Wat wordt er verstaan onder “ondergrondse infiltratievoorzieningen”?
Het Ministerieel Besluit dat de toepassingen bouwkundig bodemgebruik en vormvast product vastlegt, verwijst naar het gebruik van drainagezanden zoals voorzien in de richtlijnen voor ondergrondse infiltratievoorzieningen van VLARIO. De nieuwste ontwerprichtlijnen voor infiltratievoorzieningen d.d. 17/03/2025 beschrijven volgende systemen:
- Infiltratiekratten
- Infiltratieput en infiltratiebak
- Infiltratiekelder en infiltratieveld
- Horizontaal waterdoorlatende buizen
- Verticale infiltratiepaal
- Infiltratiekolk
- Infiltratie via onderfundering
- Grindkoffer en -stroken
- Andere
Bestaan er bodemsaneringsnormen voor PFAS?
Officiële bodemsaneringsnormen bestaan nog niet, maar in de OVAM-publicatie “Richtinggevende toetsingswaarden voor bodemonderzoek en sanering voor PFAS” (Publicatiedatum 1 juli 2025) worden voor PFOS en PFOA volgende toetsingswaarden bodemsanering voorgesteld:
|
Bestemmingstype |
I/II |
III |
IV |
V |
|
PFOS |
3 |
3 (*) / 14,7 |
110 |
829 |
|
PFOA |
2 |
2 (*) / 9,5 |
643 |
366 |
(*) De toetsingswaarde voor bestemmingstype III wordt bij aanwezigheid van kippen met vrije uitloop en/of van een moestuin als gebruik van landbouwgrond beoordeeld (toetsingswaarde van bestemmingstype II).
Waarom worden voor studie ontvangende grond en bouwkundig bodemgebruik / vormvast product de gehanteerde maximumwaarden (25 µg/kg en 250 µg/kg) uitgedrukt in µg/kg in plaats van in µg/kg ds?
Deze waarden (afkomstig uit de POP-verordering) worden eigenlijk uitgedrukt in mg/kg (fresh weight) terwijl de normwaarden in Vlarebo uitgedrukt worden als mg/kg droge stof. Om een vergelijking van de waarden mogelijk te maken is een omrekening vereist:
Voor een standaardbodem gaan we uit van:
- een volumetrisch vochtgehalte van 0,2 cm³/cm³
- een schijnbaar dichtheid of bulkdensiteit van 1500 kg/m³
Het gravimetrisch vochtgehalte kan hiermee berekend worden als 0,13 kg water/kg fw. De opgelegde concentratie in de POP-verordening van mg/kg fw kan dan omgerekend worden door te delen door 0,87 kg ds/kg fw.
