Nieuwe Code van Goede Praktijk "Opslag, bewerking en reiniging van bodemmaterialen" van start op 1 september 2020
De nieuwe Code van Goede Praktijk "Opslag, bewerking en reiniging van bodemmaterialen" vervangt op 1 september 2020 zowel de Code van goede praktijk voor opslag van bodemmaterialen als de Code van goede praktijk voor grondreinigingscentra.
Graag lichten we de voornaamste wijzigingen even voor u toe (niet-limitatief):
1. Algemene regels:
- Indien TOP/CGR/CSV instaat voor haar eigen staalname dient de staalnemer jaarlijks een asbestherkenningsopleiding te volgen (cfr. KB 16/03/2006).
- Een partij mag pas worden uitgezeefd nadat deze werd ingekeurd EN aanvaard op TOP/CGR/CSV.
2. Regels met betrekking tot steekvaste partijen:
2.1 Samenvoeging:
- Steekvaste partijen met ongekende kwaliteit mogen vóór inkeuring samengevoegd worden indien ze:
- Kleiner zijn dan 400 ton (~250 m³);
- Onverdacht zijn óf voor dezelfde parameters verdacht zijn óf voor dezelfde verwerkingsmethode in aanmerking komen.
- De samengestelde partij mag opgebouwd worden tot maximaal 1.200 ton (~750 m³) INCLUSIEF puin.
2.2 Inkeuring:
- Er wordt een onderscheid gemaakt tussen 3 te onderscheiden gevallen voor staalname:
- Partijen die gereinigd moeten worden
- Voor het minimum aantal stalen werd de bestaande tabel uit de Code van goede praktijk voor grondreinigingscentra overgenomen.
- Partijen die niet gereinigd moeten worden (of gereinigd zijn) én waarvoor geen TV beschikbaar is
- Voor het minimum aantal stalen werd de bestaande tabel uit de Code van goede praktijk voor grondreinigingscentra overgenomen.
- Partijen waarvoor een conform verklaard TV beschikbaar is en die voldoen voor gebruik volgens VLAREBO:
- Voor de inkeuring wordt minimaal 1 mengmonster per 4.000 ton (~2.500 m³) genomen.
- Indien het resultaat van de inkeuringsstalen het resultaat van het TV niet bevestigt, wordt de worst-case code aangehouden.
- Herkwalificatie (een betere code toekennen) kan enkel door opmaak van een nieuw TV (en dus door het toepassen van de minimale bemonstering hopen volgens StandaardProcedure "Opmaak Technisch Verslag")
- Partijen die gereinigd moeten worden
2.3 Uitkeuring:
- Bij uitkeuring moet de som (# in situ stalen + # inkeuringstalen + # uitkeuringstalen) voldoen aan de minimale bemonstering voor hopen cfr. StandaardProcedure "Opmaak Technisch Verslag"
- Indien niet voldaan is aan de minimale strategie zullen er bij uitkeuring bijkomende stalen moeten worden genomen.
3. Regels met betrekking tot niet-steekvaste partijen:
- Voor de omrekening van m³ naar ton werd een omrekeningsfactor van 1,4 ton/m³ vastgelegd.
3.1 Samenvoeging:
- Niet-steekvaste partijen met ongekende kwaliteit mogen vóór inkeuring samengevoegd worden indien ze:
- Kleiner zijn dan 1.400 ton (~1.000 m³);
- Onverdacht zijn óf voor dezelfde parameters verdacht zijn óf voor dezelfde verwerkingsmethode in aanmerking komen.
- De samengestelde partij met ongekende kwaliteit mag opgebouwd worden tot maximaal 5.000 ton (~3.500 m³).
- Niet-steekvaste partijen met gekende kwaliteit mogen vóór inkeuring samengevoegd worden indien ze
- Kleiner zijn dan 5.000 ton (~3.500 m³);
- Afkomstig zijn van verschillende herkomsten maar een gelijke kwaliteit hebben (bepaalt door in-situ bemonstering)
- De samengestelde partij met gekende kwaliteit mag opgebouwd worden tot maximaal 5.000 ton (~3.500 m³).
3.2 Inkeuring:
- De staalname van niet-steekvaste bodemmaterialen kan dmv steekproeven. Bijvoorbeeld:
- uit elke vrachtwagen/beunbak min. 3 grepen;
- minimaal 3 boringen van aan de rand van het stockagebekken, gelijkmatig verspreid over het bekken;
- staalname tijdens het verpompen van het sediment.
- Er wordt een onderscheid gemaakt tussen 2 te onderscheiden gevallen voor staalname:
- Partijen met ongekende kwaliteit
- De tabel in de Code van Goede Praktijk “Opslag, bewerking & reiniging van bodemmaterialen” vermeldt in functie van het volume hoeveel stalen er minimum bij inkeuring genomen moeten worden.
- Partijen waarvoor een TV beschikbaar is:
- Op basis van het in-situ onderzoek wordt het sediment ingedeeld in één of meerdere partijen.
- Indien bij acceptatie een heterogeniteit wordt vastgesteld (bijvoorbeeld een oliegeur, kleur van de aangeleverde partij, …), dienen deze in bijkomende deelpartijen te worden opgedeeld.
- Na de inkeuring kunnen partijen met gelijke milieuhygiënische kwaliteit samengevoegd worden (zonder maximale hoeveelheid).
- De Code van Goede Praktijk “Opslag, bewerking & reiniging van bodemmaterialen” legt geen minimaal aantal stalen voor inkeuring vast.
- Partijen met ongekende kwaliteit
3.3 Uitkeuring:
- Bij uitkeuring moet de som (# in situ stalen + # inkeuringstalen + # uitkeuringstalen) voldoen aan de minimale bemonstering voor hopen cfr. StandaardProcedure ‘Opmaak Technisch Verslag’
- Indien niet voldaan is aan de minimale strategie zullen er bij uitkeuring bijkomende stalen moeten worden genomen.
- Omdat door oxidatie van specie het gehalte organisch materiaal zal wijzigen en zware metalen mobieler kunnen worden moet bij uitkeuring minstens 1 staal van het ontwaterde bodemmateriaal op het volledige SAP- en structuurpakket (en indien nodig ook een schudproef) geanalyseerd worden.
De standaardprocedure kan geraadpleegd en gedownload worden op de OVAM-website of in onze vakinformatie.
Mocht u nog vragen hebben, mag u ons natuurlijk steeds contacteren: 03 545 87 58 of grondwijzer@grondwijzer.be.