Nieuwe Code van Goede Praktijk "Opslag, bewerking en reiniging van bodemmaterialen" van start op 1 september 2020

30.08.2020

Vanaf 1 september 2020 wordt de nieuwe Code van Goede Praktijk "Opslag, bewerking en reiniging van bodemmaterialen" van kracht. In dit artikel kan u ontdekken wat er zal veranderen.


De nieuwe Code van Goede Praktijk "Opslag, bewerking en reiniging van bodemmaterialen" vervangt op 1 september 2020 zowel de Code van goede praktijk voor opslag van bodemmaterialen als de Code van goede praktijk voor grondreinigingscentra.

Graag lichten we de voornaamste wijzigingen even voor u toe (niet-limitatief):

1. Algemene regels:

  • Indien TOP/CGR/CSV instaat voor haar eigen staalname dient de staalnemer jaarlijks een asbestherkenningsopleiding te volgen (cfr. KB 16/03/2006).
  • Een partij mag pas worden uitgezeefd nadat deze werd ingekeurd EN aanvaard op TOP/CGR/CSV.

 

2. Regels met betrekking tot steekvaste partijen:

2.1 Samenvoeging:

  • Steekvaste partijen met ongekende kwaliteit mogen vóór inkeuring samengevoegd worden indien ze:
    • Kleiner zijn dan 400 ton (~250 m³);
    • Onverdacht zijn óf voor dezelfde parameters verdacht zijn óf voor dezelfde verwerkingsmethode in aanmerking komen.
  • De samengestelde partij mag opgebouwd worden tot maximaal 1.200 ton (~750 m³) INCLUSIEF puin.

 

2.2 Inkeuring:

  • Er wordt een onderscheid gemaakt tussen 3 te onderscheiden gevallen voor staalname:
    • Partijen die gereinigd moeten worden
      • Voor het minimum aantal stalen werd de bestaande tabel uit de Code van goede praktijk voor grondreinigingscentra overgenomen.
    • Partijen die niet gereinigd moeten worden (of gereinigd zijn) én waarvoor geen TV beschikbaar is
      • Voor het minimum aantal stalen werd de bestaande tabel uit de Code van goede praktijk voor grondreinigingscentra overgenomen.
    • Partijen waarvoor een conform verklaard TV beschikbaar is en die voldoen voor gebruik volgens VLAREBO:
      • Voor de inkeuring wordt minimaal 1 mengmonster per 4.000 ton (~2.500 m³) genomen.
      • Indien het resultaat van de inkeuringsstalen het resultaat van het TV niet bevestigt, wordt de worst-case code aangehouden.
      • Herkwalificatie (een betere code toekennen) kan enkel door opmaak van een nieuw TV (en dus door het toepassen van de minimale bemonstering hopen volgens StandaardProcedure "Opmaak Technisch Verslag")

 

2.3 Uitkeuring:

  • Bij uitkeuring moet de som (# in situ stalen + # inkeuringstalen + # uitkeuringstalen) voldoen aan de minimale bemonstering voor hopen cfr. StandaardProcedure "Opmaak Technisch Verslag"
  • Indien niet voldaan is aan de minimale strategie zullen er bij uitkeuring bijkomende stalen moeten worden genomen.

 

3. Regels met betrekking tot niet-steekvaste partijen:

  • Voor de omrekening van m³ naar ton werd een omrekeningsfactor van 1,4 ton/m³ vastgelegd.

 

3.1 Samenvoeging:

  • Niet-steekvaste partijen met ongekende kwaliteit mogen vóór inkeuring samengevoegd worden indien ze:
    • Kleiner zijn dan 1.400 ton (~1.000 m³);
    • Onverdacht zijn óf voor dezelfde parameters verdacht zijn óf voor dezelfde verwerkingsmethode in aanmerking komen.
  • De samengestelde partij met ongekende kwaliteit mag opgebouwd worden tot maximaal 5.000 ton (~3.500 m³).

 

  • Niet-steekvaste partijen met gekende kwaliteit mogen vóór inkeuring samengevoegd worden indien ze
    • Kleiner zijn dan 5.000 ton (~3.500 m³);
    • Afkomstig zijn van verschillende herkomsten maar een gelijke kwaliteit hebben (bepaalt door in-situ bemonstering)
  • De samengestelde partij met gekende kwaliteit mag opgebouwd worden tot maximaal 5.000 ton (~3.500 m³).

 

3.2 Inkeuring:

  • De staalname van niet-steekvaste bodemmaterialen kan dmv steekproeven. Bijvoorbeeld:
    • uit elke vrachtwagen/beunbak min. 3 grepen;
    • minimaal 3 boringen van aan de rand van het stockagebekken, gelijkmatig verspreid over het bekken;
    • staalname tijdens het verpompen van het sediment.
  • Er wordt een onderscheid gemaakt tussen 2 te onderscheiden gevallen voor staalname:
    • Partijen met ongekende kwaliteit
      • De tabel in de Code van Goede Praktijk “Opslag, bewerking & reiniging van bodemmaterialen” vermeldt in functie van het volume hoeveel stalen er minimum bij inkeuring genomen moeten worden.
    • Partijen waarvoor een TV beschikbaar is:
      • Op basis van het in-situ onderzoek wordt het sediment ingedeeld in één of meerdere partijen.
      • Indien bij acceptatie een heterogeniteit wordt vastgesteld (bijvoorbeeld een oliegeur, kleur van de aangeleverde partij, …), dienen deze in bijkomende deelpartijen te worden opgedeeld.
      • Na de inkeuring kunnen partijen met gelijke milieuhygiënische kwaliteit samengevoegd worden (zonder maximale hoeveelheid).
      • De Code van Goede Praktijk “Opslag, bewerking & reiniging van bodemmaterialen” legt geen minimaal aantal stalen voor inkeuring vast.

 

3.3 Uitkeuring:

  • Bij uitkeuring moet de som (# in situ stalen + # inkeuringstalen + # uitkeuringstalen) voldoen aan de minimale bemonstering voor hopen cfr. StandaardProcedure ‘Opmaak Technisch Verslag’
  • Indien niet voldaan is aan de minimale strategie zullen er bij uitkeuring bijkomende stalen moeten worden genomen.
  • Omdat door oxidatie van specie het gehalte organisch materiaal zal wijzigen en zware metalen mobieler kunnen worden moet bij uitkeuring minstens 1 staal van het ontwaterde bodemmateriaal op het volledige SAP- en structuurpakket (en indien nodig ook een schudproef) geanalyseerd worden.

 

De standaardprocedure kan geraadpleegd en gedownload worden op de OVAM-website of in onze vakinformatie.

Mocht u nog vragen hebben, mag u ons natuurlijk steeds contacteren: 03 545 87 58 of grondwijzer@grondwijzer.be.

Deel dit bericht: 
Deel dit bericht