Grondwijzer vraagt meer aandacht voor de leidraad asbest bij dagzomende asbestverdachte puinhoudende bodemlagen.
Gaten, sleuven en/of brede boringen
Aangezien standaardboormethodes vaak onvoldoende garanties bieden om asbest(verdacht) materiaal op te boren en dus visueel asbest te kunnen detecteren, heeft de leidraad asbest enkele richtlijnen uitgeschreven zodat een kwalitatievere visuele controle gegarandeerd kan worden. Alles draait hierbij rond de te hanteren monsternametechniek: deze moet immers de staalname van zowel de fijne als de grove fractie mogelijk maken en moet daarom gebeuren met monsternamemateriaal voor het graven of boren van gaten waarbij de diameter van het gat minstens drie maal zo groot is als de maximale deeltjesgrootte van de grove fractie. De voorkeur gaat hierbij steeds naar gaten/sleuven omdat staalname door middel van boringen tot minder representatieve resultaten leidt.
Strengere controle
Bij nazicht van de technische verslagen die de laatste maanden ter conformverklaring werden ingediend, blijkt dat de leidraad asbest niet altijd correct gevolgd werd of dat de onderzoeksinspanningen i.k.v. de leidraad asbest niet altijd even duidelijk gerapporteerd werden. Om een gelijk speelveld te garanderen zijn de erkende bodembeheerorganisaties samen met OVAM dan ook overeengekomen om strenger toe te zien op het correct toepassen (en rapporteren) van de leidraad asbest bij dossiers met dagzomende asbestverdachte puinhoudende bodemlagen:
-
om een goede evaluatie van het technisch verslag mogelijk te maken vragen wij om het veldwerk i.k.v. de leidraad asbest steeds gedetailleerd te beschrijven, zoniet zal bijkomende toelichting gevraagd worden vooraleer tot conformverklaring kan overgegaan worden;
-
voor TV´s met monstername vóór 1 september moet de erkend bodemsaneringsdeskundige bij afwijkingen t.o.v. de leidraad asbest steeds verklaren dat de staalname als voldoende representatief kan worden beschouwd;
-
voor TV´s met monstername vanaf 1 september moet de leidraad asbest voor dagzomende asbestverdachte puinhoudende bodemlagen steeds toegepast worden.
Ter info
-
Een bodemlaag wordt pas als puinhoudend gekarakteriseerd als meer dan 5 %, maar minder dan 75% bodemvreemde stenen of steenachtige materialen in aanwezig zijn. Een laag wordt als een puinlaag beschouwd als er meer dan 75% bodemvreemde stenen of steenachtige materialen voorkomen.
-
Indien de leidraad asbest tijdens het veldwerk niet correct gevolgd kon worden, moet dit steeds toegelicht worden in het technisch verslag. De leidraad staat wel toe om tijdens of na de uitgraving bijkomend asbestonderzoek uit te voeren: indien bijkomende onderzoeksinspanningen noodzakelijk zijn, moet de erkende bodemsaneringsdeskundige de uitvoeringsmodaliteiten opnemen in het technisch verslag. Het blijft wel de bedoeling van het technisch verslag om vóór de start van de werken zo volledig mogelijk een uitspraak te doen over de kwaliteit van de uit te graven bodemmaterialen. Grondwijzer dringt er dan ook op aan om zo weinig mogelijk bijkomend onderzoek door te schuiven naar de uitvoeringsfase teneinde vertragingen en discussies te vermijden.
Nog vragen? Aarzel niet ons te contacteren!