Bepalen van de gemiddelde grondwaterstand

19.07.2023

Het tijdelijk handelingskader PFAS - dat vermoedelijk ergens in de 2de helft van 2023 van kracht zal worden - legt op dat in sommige gevallen bij hergebruik onder water of in waterwingebieden en beschermingszones type I, II en III een Kwaliteitstoets moet uitgevoerd worden om na te gaan of de bodemmaterialen hergebruikt kunnen worden.Wat wordt er eigenlijk verstaan onder een "onderwatertoepassing" en hoe moet bepaald worden of bodemmaterialen "onder water" toegepast worden?

De Code van Goede Praktijk "Opmaak kwaliteitstoets bij vrij gebruik van PFAS-houdend bodemmateriaal in een waterwingebied en bij onderwatertoepassingen" stelt dat een onderwatertoepassing wordt gedefinieerd als: "het toepassen van bodemmateriaal als bodem of als bouwkundig bodemgebruik of in een vormvast product op een locatie die onder natuurlijke omstandigheden altijd of een groot gedeelte van het jaar onder water staat en omvat zowel oppervlaktewater als grondwater".

Met "natuurlijke omstandigheden" wordt verstaan dat indien het (grond)waterniveau niet permanent gecontroleerd wordt, het gebied zich onder het (grond)waterniveau bevindt. Een locatie die tijdelijk bemaald wordt of waarvan het beheer wijzigt, en zich zonder bemaling onder het (grond)waterniveau bevindt, moet volgens deze definitie dus als onderwatertoepassing beschouwd worden.
Aangezien het grondwaterniveau zowel doorheen het jaar als over verschillende jaren heen kan fluctueren wordt er vanuit het voorzorgsprincipe gewerkt met de gemiddelde grondwaterstand: indien bodemmateriaal toegepast wordt onder het gemiddelde grondwaterniveau dient dit als een onderwatertoepassing beschouwd te worden.

De bepaling van de gemiddelde grondwaterstand (in mTAW) dient door de erkend bodemsaneringsdeskundige te gebeuren volgens de richtlijnen van DOV.

Voor oppervlaktewater geldt dat het gebied minimaal het equivalent van 8 maanden per jaar onder water moet staan om als onderwatertoepassing beschouwd te worden.

Onderwatertoepassingen omvatten volgende locaties/toepassingsgebieden (niet-limitatieve lijst):

  • toepassen van bodemmateriaal in een oppervlaktewaterlichaam (meer, wachtbekken, spaarbekken, stroom, rivier, kanaal, overgangswater, dokken, waterlopen in haven, vennen, plassen, sloten)
  • onder het grondwaterniveau
  • in groeven en graverijen die onder water staan

 

Het terugstorten van bagger- en ruimingsspecie in de waterloop waaruit ze afkomstig zijn valt niet binnen het toepassingsgebied van het saneringscriterium aangezien dit geen grondverzet betreft (Bodemdecreet van 27 oktober 2006 Artikel 137, 4°). De kwaliteitstoets is hier dus ook niet op van toepassing.

Indien er bij het aanvullen van sleuven en kabels voor leidingen met eerder uitgegraven gronden voldaan wordt aan de voorwaarden voor gebruik binnen een zone voor gebruik ter plaatse (VLAREBO, 2008, Artikel 166 & 167) is het niet verplicht om een technisch verslag op te maken maar moet er wel gewerkt worden volgens het voorzorgsbeginsel. Dit laatste impliceert dat zintuiglijk verontreinigde gronden en sterk verontreinigde gronden moeten worden afgevoerd (cf. CMA/1/A.1, §8 “Afwerken boorsite na de uitvoering van een boring”).

Met de kwaliteitstoets voor onderwatertoepassingen worden zowel toepassingen in zoet als zout water, beperkt tot binnenwateren beschouwd. Voor toepassingen in maritieme wateren geldt de bescherming van het maritieme milieu, waarbij men adviseert om de kwaliteitstoets toe te passen.

 

Meer info? Zie de ONTWERPversie Code van Goede Praktijk "Opmaak kwaliteitstoets bij vrij gebruik van PFAS-houdend bodemmateriaal in een waterwingebied en bij onderwatertoepassingen" in bijlage bij dit nieuwsitem en de richtlijnen van DOV.

Deel dit bericht: 
Deel dit bericht